Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, [18]opdat het tot u niet genake. 18. Dat paard of muilezel u niet kwetse. Of, als het tot u niet wil naderen.